Meer over clusterhoofdpijn

Wat is het?

Clusterhoofdpijn wordt algemeen als de ergste vorm van (hoofd)pijn beschouwd en komt 3 tot 4 keer vaker voor bij mannen. De prevalentie in de populatie is minder dan 1%. Aanvallen doen zich bij 1 en dezelfde patiënt meestal voor aan dezelfde zijde van het hoofd, zowel tijdens een clusterperiode als over de jaren tijdens verschillende aanvalsperiodes. Een periode duurt 2-3 maanden, soms veel langer of wordt chronisch. Het kan maanden tot jaren duren voordat een nieuwe clusterperiode zich voordoet. Rembrandts huisarts Tulp was de eerste die deze hoofdpijnvorm al in de 17de eeuw beschreef.

Waar zit de pijn?

  1. De pijn heeft een trigeminale distributie (meestal de oogtak van de nervus trigeminus, minder vaak de mandibulaire tak);
  2. autonome verschijnselen (onder meer conjunctivale injectie, tranenvloed, rinorrhoe, zweten van gezicht en voorhoofd, miosis, ptosis, oedeem van het ooglid);
  3. er bestaat een episodisch patroon van de aanvallen.

Aanvallen (duur 15-180 minuten) treden vaak meerdere keren (tot maximaal 8 keer) in een etmaal op. Vaak is er sprake van een niet te beheersen bewegingsdrang. Denk ook bij nachtelijk optreden van hoofdpijnaanvallen aan de mogelijkheid van clusterhoofdpijn. De hoofdpijn is zeer hevig (radeloos makend) en wordt vaak als borende pijn omschreven.

Meerdere vormen? 

De volgende 2 vormen van clusterhoofdpijn worden onderscheiden:

  1. Episodische clusterhoofdpijn: duur van de periode tijdens welke de clusteraanvallen optreden 7 dagen tot een jaar.
  2. Chronische clusterhoofdpijn: duur van de periode tijdens welke de clusteraanvallen optreden langer dan een jaar.

Waardoor komt het?

De algemene hypothese is dat er bij clusterhoofdpijn een defect bestaat in cyclische mechanismen of de chronobiologische ritmes. Een gebied in de hersenen dat bezig is met klokmechanismen, de zogenoemde circadiane pacemaker, zetelt in de hypothalamus, ter plaatse van de nucleus suprachiasmaticus aan de basis van de derde ventrikel. Verbindingen tussen de retina en de hypothalamus worden verondersteld de ‘lichtcues’ te verschaffen voor het synchroniseren van dit circadiane ritme. Verschillende hormonen die een dergelijk circadiaan ritme kennen, blijken aanzienlijk te zijn veranderd in serumconcentratie tijdens en na dergelijke hoofdpijnaanvallen.

Met de PET-scan is activatie in de grijze stof van het ipsilaterale inferior gebied van de hypothalamus waargenomen tijdens een aanval. Mogelijk dat er in dit gebied een functionele laesie bestaat bij patiënten met clusterhoofdpijn.

Er is bij clusterhoofdpijn dus sprake van een disfunctie van het centrale zenuwstelsel en niet van een perifere zenuw- of ganglionaandoening. Of het hier een verworven of erfelijke aandoening betreft is nog niet duidelijk, evenmin waarom het aanzienlijk vaker bij mannen voorkomt.

Komt het vaak voor?

Clusterhoofdpijn komt in vergelijking tot de andere hoofdpijnvormen betrekkelijk weinig voor. De diagnose clusterhoofdpijn wordt gesteld aan de hand van de specifieke hoofdpijnkenmerken zoals vastgelegd in de ICHD-3.

De kenmerken van clusterhoofdpijn zijn over het algemeen zo herkenbaar dat men zich nauwelijks kan voorstellen dat het stellen van de diagnose een probleem is, maar het tegenovergestelde is waar. Uit een Nederlands onderzoek is gebleken dat de tijd tussen de eerste aanval en de juiste diagnose varieerde van 1 week tot 48(!) jaar. De mediane tijdsduur was 3 jaar. Van de patiënten had 34% eerder een tandarts geconsulteerd, 33% een kno-arts en 35% een acupuncturist, homeopaat of helderziende. De onderzoeksgegevens zijn 10 jaar oud, of er een inhaalslag is gemaakt is niet duidelijk, maar de ervaringen wijzen daar vooralsnog niet op.

De differentiële diagnose van clusterhoofdpijn als primaire hoofdpijn kent een aantal aandoeningen die te zeldzaam zijn om hier te bespreken.

Wat is er aan te doen?

De behandeling is onder te verdelen in acute en preventieve behandeling. Voor de acute behandeling wordt 100% zuurstof en sumatriptan subcutaan toegepast, preventief worden verapamil en lithium gebruikt.

Voor de chronische onbehandelbare vorm wordt ook wel neurostimulatie ingezet.

Tenslotte zien deskundigen (nog) geen plaats voor de behandeling met paddo’s, medicinale cannabis of wiet-olie. Dit vooral omdat deze middelen nog nauwelijks getest zijn en de commercieel verkrijgbare vormen onvoldoende constante en controleerbare kwaliteit hebben en patiënten vaak niet door professionele behandelaren worden begeleid.